en 't arme bruine deurtje van de kast
naast het raam, naast den openen hemel,
leek hem te bergen 't allerrijkst geheim.
Hij trad toe, en hij strekte zijne handen,
en nam het boek, het gele, uit de kast,
en droeg het stil naar de vierkanten tafel,
en zette zich en legde het open.
En zooals eene die zich voor het eerst
zet bij een veelgeliefde, zat hij neer,
en deed het oor open voor 't wonderboek.
Hij keek er in zooals wie in een water
kijkt buiten onder boomen, het zwart water
is licht van kabbelingen van de zon.
En stil begon de wetenschap te spreken.
„De arbeid maakt alles van uit de aarde.
De arbeiders huwen zich met de aarde.
De arbeiders de Man, en zij de Moeder.
En 't Kind is het Werk, dat uit steen en aarde
oprijst. Het alomtegenwoordig Arbeids-Werk.
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/40
Deze pagina is gevalideerd
36