Pagina:Een klein heldendicht.djvu/46

Deze pagina is gevalideerd

naar zich toe en kuste hem om de wangen.
En zij nam zijne, hij nam hare handen,
ze speelden saam met levende kleinodieën.

Zoo zaten ze, de zachte lucht van linnen
van haar japon, en de veel fijner geur
van daaronder vulden de glazen kamer.
En de wolken gingen voorbij en 't uur,
en de zon scheen en maakte 't binnen goud.
En hij zei: „nu moet ik weer naar mijn werk,"
en stond op, en zij stond op, en zij gingen
na eenen laatsten kus samen uiteen,
hij naar zijn werk en zij ook naar haar werk.

Maar 's avonds stortte hij zich weer diep in
de eenzaamheid en in het gouden boek.
Hij zou weten hoe 't in de wereld uitzag.
En diep met een gespanne' en zwarten wil,
de handen aan het hoofd tegen de ooren,
de zwarte wenkbrauwen gefronst, en 't haar
stijfstaande op zijn kop als bij een stier,

42