de vruchten rijpen, is 't niet? aan uw boomen,
en al die vruchten zitten vol van zaad?
Zoo was 't met het fabriekswezen dat over
Duitschland zich spreidde, toen ik nog jong was.
Maar al die vrienden, al die menschenlijven,
al dat vleesch rondom al de ijzren kernen
kenden toen nog niet 't socialisme, t Was
voor hen nog onbewust. Hoewel zij in
hun arbeid wel 't eerste gevoel al kenden, —
niemand zoo goed als zij, — van die groote
broederschap, was 't toch slechts een eerst gevoel.
Zoo is 't immers ook in een jongen van
twaalf jaar? De liefde is er, maar niet tot
bewustheid. Zoo was het in ons. Wij keken
elkaar aan, maar wij wisten nog niet.—Hoe
kwam dat toen in ons, hoe zijn wij toen over-
gegaan tot volle kennis? Welke vonk
is dat toen weer geweest, die in ons groene
het vuur bracht en de kleur, de vurig roode?
Dat is de wetenschap geweest, mijn broeders.
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/55
Deze pagina is gevalideerd
51