De ééne hand reikt in handgreep de ander,
een voet raakt voet, een rug raakt rug, dan keeren
ze even om tusschen hun deelmachines:
Was 't zijn lijf of was 't mijn lijf dat het deed,
was het haar zachte heup, haar teedre oog,
was het mijn jas of haar jurk dat mij raakte.
Neen, 't was de hand van onze kleine zoontje,
dat daar staat en vlug met zijn vingers voedt
het bijtend welgeolied vlugge staal.
En als ik mijn hoofd soms heel stil opricht,
en in een oogenblik dat mijn werktuig
poost om gesteld te worden voor nieuw werk,
mijn oogen rond laat gaan door heel de zaal,
wat hangt daar, wat is daar die grijze nevel
waarin de armen staal slaan, waarin flarden
product en ijzer, grondstof en menschstukken
dooreenscheemren, wat is die damp die alles
omslurpt en overhuift en ons toedekt?
Ik zie 't, 't is de gloed die ons aaneenbindt,
het socialisme, dat uit onzen arbeid
opstijgt, d' Eenheid van werken, waaruit één
voelen en willen, hopen en leven komt.
Zoo ontstond in Duitschland de nieuwe droom,
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/60
Deze pagina is gevalideerd
56