Pagina:Een klein heldendicht.djvu/77

Deze pagina is gevalideerd

't was of haar kleeren hel waren: 'n wasch.
„Dit ben ik, dacht zij, dit ben ik, ik kan
veel zijn, ik hoef niet altijd zoo te zijn
zooals ik was. — Ik kan ook anders worden.
Ik kan heel anders worden, heel, heel anders.
Ik kan nieuw worden."

Zoo lag ze lang heel stil neder te denken.
Gedachten vlogen door haar hoofd van: Anders.
En telkens prevelde ze stil: O, anders.
En lachend zag ze zich gaan groot en schoon.

Zich zag ze, en ze ging heel vroolijk door
het zwarte pad dat door het natte bosch was.

En toen ze buiten was over den rand
van 't bosch en in de wijdte keek, daar stonden
in zand van duinen weinig boomen ver.
Toen had ze een visioen: Ze zag door de boomen
zeer duidlijk menschen gaan: talrijke vrouwen

73