Denk eens aan al de huizen in de stad.
Denk eens aan al de dingen in ons land
en in de landen hieromheen, de boomen,
den grond, al wat er op is....
Wat zijn het
behalve natuurdingen? — het zijn waren.
Koopwaren voor den mensch.
Zie eens, elk ding heeft waarde.
Wat is die waarde, wat is de ruilwaarde?
Het is de Arbeid, gemeten door den tijd.
Onze arbeid, van u en mij, schept waarde.
En de bezitters ruilen waarde tegen
waarde. Maar hoe ontstaat het kapitaal?
Hoe komt het dat er altijd meer komt in
d' handen van hem die kapitaal bezit?
Hoe schept bezit bezit, geld geld, waar waarde?
Hoe komt uit ruilen altijd meer, meer voort?
Dat komt, Maria, omdat onder de waren
die geruild worden er ook menschen zijn!
Dat komt omdat wij, gij en ik, zijn onder
de ruilwaarden, en wij, wij kunnen meer
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/95
Deze pagina is gevalideerd
91