Deze pagina is proefgelezen
IX.
PEINZERIJ BIJ EEN BLOEMETJE.
Daar heb je weer dat bloempie staan
— Ik weet niet hoe ze 't noemen —
Dat trok me als kind nou 't meeste aan
Van alle rare bloemen.
Dat zette ik op mijn kinderhoed,
Dat moest ik altijd plukken —
O ! ik herinner me nog goed
Hoe vreemd dat kon verrukken!
En nou ik 't zoo bekijk, en weer
Bedenk hoe 'k dat bedoelde —
Nou weet 'k toch absoluut niet meer
Waarom ik dat zoo voelde! —
Niewaar —? we vonden 't allemaal
Als kindren heel wat wonders: —
Voor een klein kind is nou eenmaal
Een bloem iets heel bijzonders!
Toen hadde' we — weet ik nog — pleizier
Om boone' in sponsedoozen —
En later zochte' we klaver-vier —
Nog later droogde' we rozen!