Deze pagina is proefgelezen
XXV.
DE NACHTEGAAL.
Door de avondwereld
Gaat geen geruisch —
Alleen één vogel
Gaat stil naar huis.
Een purper boompje
Staat heel alleen —
Daar vliegt op eenmaal
Een vogeltje heen.
Dat gaat aan 't zingen —
Dat zingt zoo hard — —
Dat zingt weer wakker
Mijn arme hart!