Pagina:Eenzame Liedjes (1906).djvu/49

Deze pagina is proefgelezen

— 45 —


Nou druipt het in dat open gras —
Nou zal er wel een groote plas
Op alle wegen komen, —
Nou loopen nergens menschen meer —
verbeel je eens in zoo een weer —!
Daar wou ik wel van droomen.

En vroeg, morge' in de zonneschijn,
Als dan de blaadjes zilver zijn,
Met druppeltjes bepereld —
Dan doe ik toch mijn eigen zin: —
Dan loop ik héél — en héél ver in
De schoongeworden wereld!