opzij opde banken, dat allen konden zitten; het was aardig om te zien hoe de elegante, voorname consul With opstond om zijn plaats aan de oude madam Späckbom aan te bieden. Het was een echte mooie Kerstdag, en de kerk was verwarmd, zoodat men niet eens een voetenzak noodig had.
Nu dwaalden de gedachten af naar de lange reeksen van feesten en partijen die voor de deur stonden. Men was juist in de stemming om een lange wandeling in de frissche winterzon te doen, dan terug te keeren met een flinken eetlust en bij zijn thuiskomst reeds in den gang den geur van gebraden sneeuwhoen te ontmoeten.
En van de hooge, zongevulde welvingen daalde een heilige Kerstmis-stemming als een goed geweten neer over dé gansche gemeente.
Maar de kerk werd met bruisende tonen gevuld. De organist speelde het feestpreludium met breede, triomfeerende harmoniën. En toen de psalm begon stemde yerheugd en jubdelend de geheele gemeente in; de meesten behoefden niet eens in het gezangboek te zien, want het was de heerlijke oude Kerstpsalm :
In den zoeten Kersttijd moet men zich van ganscher harte verheugen.
EINDE.