Pagina:Else.djvu/11

Deze pagina is gevalideerd

gedeeltelijk omdat Else's heldere oogen een getuigschrift als oogendokter waren, en dan gebruikte zij het kind ook om dr. Bentzen te ergeren.

Nooit kon hij de Ark voorbij gaan — en zijn weg leidde hem verscheidene keeren per dag daar langs — zonder dat madam Späckbom het kind opnam, op de vensterbank zette en het tegen het hoofd duwde, opdat het tegen den dokter knikken zou; en wanneer zij er hem toe krijgen kon om naar binnen te zien met zijn nijdigen grijns, dan schudde madam Späckbom triomfeerend haar zes krullen en gaf Loppen een stuk suiker.

Else groeide op tot een fijn, slank meisje — blond en een beetje bleek, maar toch frisch.

Zij was vroolijk en opgeruimd en had een eigen manier om zichzelf en alles rondom zich netjes en in orde te houden. Maar als madam Späckbom beginnen wilde haar te laten wasschen, schuren, naaien, zich nuttig te maken, kreeg zij het altijd te kwaad, en alle goede raadgevingen en bittere kruiden van madam waren zonder uitwerking.

Madam Späckbom — zooals reeds gezegd is, — was ook een verstandige vrouw. Zij kende deze ziekte goed, die op de schuurdagen kwam en altijd als met een tooverslag Zondag 's morgens verdween. Toen zij inzag dat de ziekte hier in een ongeneeslijken vorm optrad, beperkte zij zich tot het schudden harer krullen en prevelde iets over dat verdomde fijne bloed.

Maar de zieken genazen bij Loppen, ofschoon zij eigenlijk geen trouwe en opofferende verpleegster was. Ging zij slechts door de kamer of stak zij haar hoofd om de deur, dan was het alsof zij verlichting bracht