hij hoogst waarschijnlijk een heel matige café-gast geworden zijn. Maar in een kleine stad, waar het niet gaat, dat men koffiehuizen bezoekt, sluipt men door de achterdeur en leert men drinken.
De geheele stad wist dit natuurlijk van Falbe, terwijl de zuster zich verbeeldde, dat zij dit voor allen verborg. Want dit was haar eenige gedachte en streven, van den morgen tot den avond en dikwijls van den avond tot den morgen. Zij had het opgegeven om hem te verbeteren, zij was al die goede beloften en mislukte pogingen moede, nu gold het, hem er eenigszins bovenop te houden en het te verbergen.
Zij kende het lot van hun vader; maar bij haar had zich de familietrots omgezet in energie, bij hem daarentegen in werkloos misnoegen en bitterheid.
Hij was flink en niet onbegaafd; wanneer hij zijn betere tijden had, gaf hij privaatlessen in de taal; maar zoodra de drankwoede weer over hem kwam, verdween hij wekenlang en keerde dan in een allerbeklagenswaardigsten toestand terug naar de Ark.
De zuster verdiende genoeg voor hen beiden. Zij legde geld in zijn portemonnaie, terwijl hij sliep; zij glimlachte tegen hem, wanneer hij 's avonds dronken thuis kwam; zij bereidde het eten voor hem, het beste dat zij voor hem vinden kon. Hij at en dronk, maar bedankte nooit.
Dit was ook juffrouw Falbe's eenige zwakheid, dit bekende zij zichzelve in eenzame uren. Anders was zij eenvoudig, moedig, heerschzuchtig en onvermoeid werkzaam.
In de Ark was men banger voor haar dan voor madam Späckbom; en de moedigste van de Bende