Pagina:Else.djvu/36

Deze pagina is gevalideerd

kijken, om madam Späckbom te zien instappen. Kristian Falbe stond boven en knikte; de Bende had zich voor het raam van de vliering verzameld, vanwaar ze den wagen konden zien wegrijden, en wenkten en riepen Loppen. Deze draaide zich gelukstralend om en lachte, dat het door de smalle straten klonk.

De zon was nog niet geheel helder. Zij scheen grauw violet door den zwaren stillen herfstnevel, die optrok van het water en de vochtige moerassen, en zich vereenigde met den donkerbruinen morgenrook van alle schoorsteenen beneden in de stad.

Maar toen ze hoogerop kwamen, was er geen nevel meer, behalve diep beneden, waar hij weer hing over de stadstuinen of in de groote boomen bij de kerk. En het werd warm en geheel helder, zoodat men een streep van de open zee ver in het Westen zag schemeren, maar over de stadsfjord met de eilandjes en de hooge blauwe rotsen, over de landouwen en de goudgele akkers, over de heuvels en de heidevelden, die violet waren van bloemen, lag de vroege herfstmorgen zoo stil, zoo stil en fijn.

Loppen lachte en babbelde in het begin zooveel dat madam Späckbom haar verzocht haar mond te houden. Madam wilde liever met den postiljon, die achter stond, praten over den gezondheidstoestand in 't algemeen en den toestand buiten op het land.

Else hield haar mond, nu juist niet omdat zij zich stoorde aan wat madam zeide, maar zij verloor langzamerhand allen lust om te praten.

Zij begon meer in zichzelf te genieten van alles rondom zich. Zij riep niet meer iederen keer, als zij een koe zag; maar zij verheugde zich erover, hoe