kon ook niet meer lachen als vroeger; maar haar licht gemoed hielp haar spoedig over het gebeurde heen en zij vond langzamerhand haar goede nachtrust en heldere oogen terug. Maar Svend wilde zij niet zien. Iederen keer als zij aan hem dacht, werd zij gloeiend rood; het was veel erger om aan hem, dan aan den anderen te denken.
Verscheidene keeren had zij den consul in het donker voorbij het huis zien gaan; maar tot haar vreugde begreep zij, dat hij niet naar binnen durfde komen. Daarentegen kwam bijna iederen avond, wanneer madam Späckbom uit was, een oude vrouw, die buitengewoon vriendelijk was. Zij noodigde Hlse telkens zeer dringend uit om haar te bezoeken. Zij woonde dichtbij in de Strandstraat, maar tegelijk verzocht zij haar vooral, geen woord tegen madam Späckbom over haar bezoeken te zeggen.
Doch op een avond kwam er een vreeselijke scene. Madam Späckbom had een vreemd manspersoon buiten in den gang gesnapt; en toen hij zich niet wilde bekend maken, opende madam plotseling de deur van de huiskamer, waar Else met de lamp zat.
Een enkele blik op het ontstelde gezicht van het jonge meisje, toen het bleek dat het consul With was, dien zij gesnapt had, was genoeg voor madam. Zij kende den consul zoo door en door, dat zij direct alles begreep; madam Späckbom koesterde in ieder geval geen eerbied voor hem. Daarom werd hij met een geduchten duw de deur uitgestommeld en begeleid door een stroom van scheldwoorden en vloeken, die de fijne man met uitgezocht fatsoen in zijn zak stak, al te blij om weg te sluipen.