en praten. Met een wonderlijke belangstelling hoorde zij hoe zijn geld langzamerhand op raakte. Zij vroeg hem ijverig uit over zijne kameraden en toen zij hoorde, dat hij met enkelen van de Bende samen kwam, oordeelde zij, dat het met hem verkeerd liep.
Zij waarschuwde hem echter niet; het leek ook niet, dat het zoo erg was. Het zou veel — veel erger geweest zijn, als hij zoo flink en onschuldig gebleven was als toen zij hem den eersten keer zag — nu zij zelve zoo diep gezonken was.
Den dag, dat hij nog twintig kronen van zijn geld over had, bood hij ze haar — half luchtig, half deemoedig voor een enkelen zoen. Maar Else trok zich terug, angstig en boos: voor niets in de wereld wilde zij noch hem, noch zijn geld aanraken.
Svend nam het terug — verlegen en bedremmeld als een hond, die slaag gekregen heeft. — Toen hij naar de deur sloop, speet het haar toch om hem, en toen zoende ze hem voor niets.
Zoo ging de winter voorbij, maar toen de dagen lengden en lichtten over Februari en Maart, begonnen allerlei geruchten, die gedurende den winter reeds hier en daar als geheimen verteld waren, algemeene bekendheid te krijgen en een nieuwe geschiedenis over consul With vloog van huis tot huis.
De consul greep naar het gewone middel ; hij reisde voor zaken naar Londen. En op een dag kwam de vriendelijke vrouw naar Else, met een geheel nieuw gezicht, waarop niet het minste teeken van een glimlach was en verkondigde kort en goed, dat de consul nu voor minstens een jaar weggereisd was en dat Else niets meer in het huis te zoeken had, maar ze