Pagina:Else.djvu/69

Deze pagina is proefgelezen

den man, die het verwarmingstoestel in orde hield, neergezet was.

Loppen was sedert langen tijd niet in de kerk geweest, en het greep haar aan, de gewijde plaats weer te zien in dat onzekere halflicht en onder den feestelijken klank der klokken die beierden.

Een tijd geleden had zij geen andere gedachten gehad, dan zich iets te verschaffen om te eten: of beter gezegd: iets om te drinken. Want zij had verscheidene weken honger geleden, zoo als diegenen hongerlijden, die van een beetje brood of gerookte visch leven, geheel zoo als het valt; en voor de rest het leven erin houden met bier en brandewijn.

Vandaag had zij noch iets nats noch droogs geproefd ; maar dat was nu vergeten, dat was eigenlijk vergeten bij het eerste woord, dat juffrouw Falbe sprak.

En nu waren er menschen, die zoo met haar spreken wilden!

Daar was een licht gekomen in den nacht van vernedering, waarin zij zoo lang had rondgewoeld.

De gedachten aan haar goede dagen, die zij anders vreesde en van zich afzette, kwamen terug, zonder haar te smarten. Zij kon werkelijk in die halfdonkere kerk zitten en aan haar kleine kamer bij madam Spiickbom denken. Want juffrouw Falbe had het ergste van haar schande weggestreken; zij zag zichzelf, alsof zij rein gewasschen was van het hoofd tot de voeten, en tusschen dit alles door verheugde zij zich op de gort.

De klokken, die een tijd lang gedempt gebeierd hadden, en als hoog in de lucht, vielen nu in met groote sterke slagen, en vulden de kerk, zoodat het