Pagina:Else.djvu/93

Deze pagina is proefgelezen

tot krot gaan, zonder naar loon om te zien. Daarom wil ik morgen vroeg opstaan en aanvatten, waar ik heden losliet.”

Toen zij dit gezegd had, ging Kristian naar haar toe.

Liefkoozingen kwamen werkelijk niet dikwijls voor bij dezen broer en zuster. Maar nu nam hij haar in zijn armen en zoende haar.

En nu fluisterde hij haar iets in haar oor. Zij had dit zoo dikwijls gehoord, deze belofte, waarvan zij wist, dat hij niet de kracht had om ze te houden.

Maar dezen keer geloofde zij hem, zij zag naar hem op met een wonderbaren glimlach, die haar zoo mooi maakte en dankte hem.

Toen gingen zij weer zitten, lachten en weenden en keuvelden samen, zooals zij sedert jaren niet meer gedaan hadden.

De gort was aangebrand, dat was niet te ontkennen, maar toch, hoe smaakte ze hun nu!