of iets zoets te snoepen, waarvoor ze gisteren geen plaats meer gehad hadden. En alle volwassenen kleedden zich aan en gingen naar de kerk. Daarom was het geheel vol en pastoor Martens moest letterlijk door de menschen heendringen naar den preekstoel.
De winterzon speelde lustig met de bonte kleuren, die zij van de geschilderde ruiten uit het groote koorraam nam; zij wierp schuine stralen langs het altaarblad en zond gekleurd licht van rood en groen en vurig geel neer over het koor; over de geheele kerk lag het als een feestelijke glimlach, een gezegende Kerstmis-stemming.
Daarom was het ook dat pastor Martens preekte.
Het Kerstfeest was niet alleen een wereldlijk vreugdefeest, een feest des harten, een kinderfeest; maar het was ook, ja in de eerste plaats en voornamelijk een religieus. feest, waar iedere vreugde, ieder genot een diepen grond en oorsprong had. En zoo ging hij over tot den tekst van den dag; hij bleef vooral stilstaan bij den vromen indruk van het kerstfeest uit de kinderjaren, en riep voor de oogen der gemeente de liefelijke beelden op van het kind in de krib, de herders en de engelen en de offerende koningen. De woorden vielen van den preekstoel, mild en hartelijk, als in kinderlijke verrukking.
Daarom was het werkelijk alsof het een en andere woord van den donderenden spreker over hel en verdoemenis, dat zich hier en daar verstopt had achter de steenen bloemen, vandaag yoor goed weggeveegd was. Alle beelden van de religie der smarten en moedeloosheid waren zachtjes uitgewischt, en hij die met spijkers door de handen en voeten hing te sterven,