Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/120

Deze pagina is gevalideerd

kelijkheid en overmoedig hechten aan eigen initiatief, de beginnende teekenen van een nog met de burgerlijke demokratie verbonden arbeidersbeweging miskent; en, in stede van haar met zijne krachten te versterken, haar wil terzijde schuiven en in hare plaats treden—hij doet erger dan nutteloos, hij doet verderfelijk. Immers is hier een geval van strijd, en die een der partijen niet helpt, helpt de andere. Ik zeg niet dat Douwes Dekker gehouden was ingenomen te zijn met alle uitingen van burgerlijke demokratie, arbeidersbeweging, enz., welke in den tijd die hier bedoeld wordt, merkbaar werden—maar gehouden was hij, wil ik zeggen, alle deze teekenen met belangstelling, met sympathie gade te slaan en de zaak des volks te dienen door het volk te dienen met wijze en billijke kritiek. Wat hij hier in zijn brief schreef was een schampere en onverdiende afwijzing, en zijn antwoord op de uitnoodiging enkel een kreet van gekwetste zelfliefde. De dingen die hij schreef moesten, wijl Multatuli ze schreef, de demokratische belangen schade doen. De volksvijanden konden zich in stilte verheugen, dat de meest te vreezen vijand van de bourgeoisie zich in de verte zat te verkniezen in ijdele utopisterij en kleingeestige geraaktheid. De averechtsche volksvrienden die met een bescheiden plaats in de rijen van de strijdende massa niet tevreden waren en priester wilden spelen in de kerk van een sekte, zij konden zich op zijne anti-demokratische frazen beroepen en zich dekken met den aan Multatuli ontleenden schijn van uiterste geavanceerdheid.

In de plaats van Multatuli's medewerking kreeg men een woordenkraam zonder slot of zin:

"Wie het goede wilde, had mij moeten steunen. En dit is nog zoo. C'est à prendre ou à laisser! Ik zal zorgen dat de 19e eeuw niet sluit voor men van deze waarheid de overtuigendste blijken heeft gezien. Ik wijk niet terug, en doe wat ik op de laatste blz. van den "Havelaar" gezegd heb. Te zijner tijd zal ik nota houden, niet van degenen die mij oproepen—dat is onnoodig en zelfs eenigermate ongepast; 't is alsof men u voorstelde te Antwerpen te komen wonen en daar in 't Volksblad te

116