schrijven!—maar van de weinigen die tempore utili teeken van leven hebben gegeven op mijn roep."
De strekking van deze grootspraak welke ieder veroorloofde rustigjes bij het vuur te blijven, ja tot stilzwijgen dwong door overvloed van strijdlust—en van niemand een andere inspanning eischte dan de betuiging van zijne sympathie met Multatuli, werkte de briefschrijver nog nader uit.
"Wat wilt gij doen?" vraagt hij. "Gij zijt voorstanders van de vrijheid? Welnu, begeef u dan "onvoorwaardelijk" onder een "dictatuur". Dit is "de eerste stap tot vrijheid." Discipline moeten de demokraten stellen tegenover "de wel georganiseerde macht hunner tegenstanders". De aanvoerder zou Multatuli zijn...
Doch de poging om de langzame en moeilijke vrijmaking van de onderdrukte volksklasse, die alleen zich zelve kan bevrijden, te vervangen door een diktatoriaal ingrijpen van een individu, moest wel op niets uitloopen. Vergeleken bij de grootsche werkelijkheid die Multatuli miskende, was zijn persoonlijk optreden een kinderspel. De waarheid is, dat iemand die diktator zou kunnen wezen, te verstandig is om het te willen zijn; en slechts iemand die het niet vermag, voelt zich geroepen. Deze waarheid bleek, want indien Dekker iets anders had bedoeld dan een uiting geven aan zijn daadlooze stemming en zijne onmacht verschoonen met fraaie volzinnen, zou de generaal allereerst zich hebben gehaast zijne tegenwoordigheid te brengen in een kamp van medestanders, die juist bijeenkwamen om organisatie en discipline te versterken. Het kapitool, noch het kapitaal, zegt Dekker, is te veroveren door een "onordelijken troep". Volkomen waar, maar het Kongres vergaderde immers om de orde te stichten? Niet als een bits verwijt, maar als een helpende hand had de kritiek van Multatuli moeten worden aangeboden; niet in een paar bladzijden schrifts uit de verte maar als een waarschuwende en levende stem in de vergadering die hem had uitgenoodigd.
Multatuli eindigt zijn brief met te zeggen dat, als er "ongewone wrijving" in Holland is, zoowel politiek als