Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/157

Deze pagina is gevalideerd

Minder dan ooit zijn de regeerende gezelschappen geneigd iets wezenlijks af te staan. Ingrijpende veranderingen kan men zich alleen nog als verslechteringen denken. Meer dan ooit behoort de arbeidersklasse te beseffen, dat niet alleen hare eindelijke en totale bevrijding van den loondienst, ook de voorloopige, gedeeltelijke verlichting haar eigen werk moet zijn, uitsluitend en alleen. Gelukkig zijn reeds op het oogenblik dat wij schrijven de teekenen zichtbaar, dat de bekendmaking van de beide ontwerpen de versterking van dit besef aan onze arbeiders zal geven, als een door de gevers ongewild maar juist daarom waardevol geschenk.

 

II

 

Naast de genoemde, is een ander motief in de sociale politiek werkzaam, dat bij deze beknopte inleidende beschouwing niet onvermeld mag blijven. Het is het eigen belang van de regeerende klasse. Een belang evenmin één en ongedeeld als zij zelve. Wij willen de verschillende kanten van haar belang bij de arbeidswetgeving kortelijk schetsen, zooveel mogelijk, ditmaal, met de woorden van haar eigen organen, onze tegenstanders.

Er is, ten eerste, het industriëel belang in engeren zin. Menschelijke arbeidskracht is een koopwaar waarvan de reproduktie aan bepaalde, fysiologische voorwaarden is verbonden. Binnen zekere grenzen aangewend, is haar verbruik de waardevermeerdering van al wat zij raakt. Gebruikt verder dan die grenzen, kan zij op den duur zich zelve niet herstellen. Arbeidswetgeving, nu, moet bepalen waar het kapitalistische belang bij de aanwending van de arbeidskracht eindigt—waar de arbeider door slechte kondities, door overmatigen arbeidstijd voornamelijk, zoodanig uitgeput is, dat hij buiten staat zou geraken de verbruikte arbeidskracht aan te vullen. Natuurlijk valt de grens op deze wijs bepaald, niet samen met wensch of voorkeur, zelfs niet met het belang, van den arbeider. Hij zou willen (indien hij nog vermag iets te willen) dat een grooter deel van zijn arbeidskracht

153