Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/163

Deze pagina is gevalideerd

kunnen overwinnen. Het andere motief is het algemeenere of politieke belang. Het ekonomische belang is het behoud van de kracht van de arbeiders, het politieke: van hunne welgezindheid. Veelal hebben de regeeringen met een beroep op dit hooger belang de oppositie der kapitalisten moeten breken.[1] Zoo Bismarck, na de invoering van de Socialistenwet van 1878, toen hij van den Rijksdag beschermende wetten verlangde, zonder welke zelfs hij van het enkele geweld niets durfde beloven. Niet minder leerzaam, indien niet zoo bekend, is in dit opzicht de geschiedenis van de eerste Engelsche wetgeving. De gelegenheid zal zich voordoen hare verschillende politieke drijfveeren (uitdrukking van verschillend, somtijds strijdig maatschappelijk interest bij groepen van de regeerende klasse) in een afzonderlijk overzicht te behandelen. Wij willen in deze bijdrage tot de nu voor ons land weer aktueel geworden diskussie, nog de meening geven van eenige burgerlijke auteurs over het aandeel van de arbeidersbeweging in de sociale politiek—afgezien nu van de diverse oorzaken middellijk of onmiddellijk voortgekomen uit het burgerlijk belang.[2]

Dr. W. Cave Tait, Die Arbeiterschutzgesetzgebung in den Vereinigten Staaten (1884, bl. 7 en 8) maakt de volgende opmerkingen:

  1. ...."de uitbuiting van den arbeid der maatschappelijk zwakkeren, van kinderen vooral, werd (begin 19e E.) zoodanig overdreven, en daarvan was de invloed op het behoud en de ontwikkeling van het geslacht, zoodanig verderfelijk en deed zich zoo sterk gevoelen, dat de regeeringen gedwongen werden in te grijpen, vreezende, dat de levende krachten van het volk voor langen tijd aangetast zouden worden, indien zij niet een sterk beletsel stelden tegenover de eischen van het kapitalisme". (Louis Morosti, Les Problèmes du Paupérisme, 2e. éd. 1891, bl. 151).
  2. Hierbij is ook te rekenen de invloed van het militair belang. In de eerste helft van de 19e eeuw was men in Engeland verplicht geweest de fyzieke eischen bij de rekruteering te verlagen; wat niet verhinderde, schrijft Emerson in zijn English Truits (ed. 1889 Minerva Library, bl. 1889) "dat slechts weinigen van hen die zich in den Russischen oorlog als vrijwilligers aanboden, aan die eischen konden voldoen." In de voorrede van A. J. Mundella bij Von Plener's geschiedenis van de Engelsche wetgeving (ed. '73, bl. X) wordt meegedeeld dat na den oorlog van '70 de Fransche regeering in de achterlijkheid van de hare een der oorzaken van den noodlottigen afloop had ontdekt: "vreeselijke gevolgen van langdurige onverschilligheid en verwaarloozing". Blijkens het rapport van de legerkommissie uit de Kamer van Mei 1872, waren van 325.000 rekruten 109.000 afgekeurd. Op 9.930 afkeuringen in stedelijke, vielen slechts 4.029 in landelijke distrikten. In de hoofdzakelijk industrieele departementen van de Marne, Seine-inférieure en Eure, waren 14.451 niet, tegen 10.000 wel aangenomen.
159