IETS OVER PROSTITUTIE EN
VROUWENARBEID.[1]
I
Weer op het dameskongres te Berlijn is gebleken dat ook onder de burgerlijke vrouwenbeweging er velen zijn die het feministisch verzet tegen de historische, normale ontwikkeling van de arbeidswetgeving, welke het eerst de uitbuiting aantast die het meest verderfelijk is, nl. bij den loonarbeid van kinderen en van vrouwen—een bespottelijk ding achten. Onze landgenoote Mevrouw Rutgers-Hoitsema, op hare wijze de belangen van het vrouwelijk proletariaat bepleitende, door als een recht te eischen hare verdrukking door het kapitaal zonder eenige beperking grooter dan die voor mannen, vond in een andere landgenoote, Mevrouw Henriëtte van der Meij (red. Belang en Recht) eene tegenstandster wier argumenten op de vergadering den indruk moeten hebben gemaakt dat zij, indien een van beiden, de socialiste was.
Inmiddels heeft de heer C.V. Gerritsen zich tehuis onledig gehouden met in het Sociaal Weekblad zijn meening te zeggen over de debatten tusschen eerstgenoemde en een der redaktieleden van de Nieuwe Tijd over hetzelfde onderwerp. Met zijne opvatting van waarheidsliefde acht de heer Gerritsen het vereenigbaar de zeer gedokumenteerde weerlegging van mevrouw Rutgers door Henriëtte Roland Holst[2], voor te stellen als een onzakelijken, om andere dan principiëele redenen ondernomen aanval. Doch indien zelfs buiten de arbeiderspartijen de damespraatjes over bescherming van vrouwen in loondienst, eigenlijk alleen in de kringen van sommige belanghebbenden, van het konservatiefste deel der industriëelen opgaan, zal de heer Gerritsen moeten begrijpen dat hij in onze organen (zoover men er zich ernstig mee bezig houdt) over deze feministische beuzelarij niet anders dan scherpe of bittere kritiek kan verwachten. Hij vindt het "zoo klaar als de dag" dat de oorzaak van "de scherpte en vinnigheid van toon", waardoor zijn ge-
- ↑ Voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Tijd (1904).
- ↑ bedoeld is: Roland Holst, Henriette (1904) — De vrouw, de arbeidswetgeving en de sociaaldemocratie. Een antwoord aan Mevrouw Rutgers-Hoitsema. Amsterdam : Soep. OCLC:65757493all editions (Wikisource-ed.).