van de Kalverstraat en bijgenaamd „de zeepzaal", in kermistijden door welgestelde burgers met hunne vrouwen bezocht.
Wat deze prostitutie, overgebleven in de danshuizen enz. van Zeedijk en Zandstraat, van de nieuwere, dikwijls als „Fransche" bordeelen aangeduid onderscheidt, is het karakter dat haar eigen is van betrekkelijke openbaarheid van gebruik. Het zijn niet de van boven tot onder zorgvuldig gesloten gevels, de gemeenlijk in stille buurten gelegen, aan slechts enkele bijzonderheden van uiterlijke inrichting (kleur van gordijnen, 's avonds bij sommige een bescheiden, rood licht boven de deur) herkenbare etablissementen. Er is luidruchtige muziek; de deuren staan niet op een kier maar wijd open en zijn dikwijls vervangen door een los gordijn; de bezoekers sluipen niet binnen, maar komen bij troepen hossende en zingende over den drempel. De maatschappij heeft deze betrekking van de geslachten nog niet zoo volkomen gedemoraliseerd, dat zij zich schaamt voor haar produkt, buiten hetwelk zij niet kan bestaan. De Hollandsche zeventiende-eeuwsche schrijver dien we citeerden, leefde in den tijd toen de regeerende bourgeoisie nog uitsprak wat haar voor den mond kwam: dat men, al ware het maar oogluikend, in de groote steden bordeelen behoorde toetelaten, opdat niet tot schending van eerbare voorname vrouwen werd gedrongen, zoo men de wellust geheel verboden en benomen had. Niet slechts, inderdaad, is in de burgerlijke maatschappij de prostitutie voor de mannen maar ook voor de vrouwen. Zij is een uitbuitingsvorm van de armen door de rijken en met de industriëele uitbuiting ten nauwste verwant.
V
Ekonomisch gesproken is de prostitutie een bedrijf van vrouwen in loondienst.
Gelijk alle arbeid van die kategorie wordt ook deze gedeeltelijk onbetaald verricht. Hij brengt geen waarde voort en dus ook geen meerwaarde, maar hij stelt een