Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/206

Deze pagina is gevalideerd

waarop die vruchten worden aangewend. Overleg, spaarzaamheid, huishoudkunde, zijn zeer onregelmatig verdeelde deugden en bekwaamheden. Kortom, in een samenleving waarin de menschen als warenproducenten aan elkaar gelijk zijn, zullen de warenproducenten als menschen wederom van elkaar afwijken. Ongerekend nog de grillen der fortuin, die immers een belangrijke rol spelen in alle menschelijke betrekkingen, is een groot onderscheid in stoffelijke positie, maatschappelijk aanzien en de rest maar al te verklaarbaar.

Verklaarbaar, oordeelt men, zonder dogma's van klassentegenstelling, van uitbuiting en dergelijke. Geluk en ongeluk, deugd en ondeugd, wijsheid en dwaasheid, goed en kwaad, ze zijn de werkelijke en eeuwige tegenstellingen, tusschen welke het menschelijk leven zich bewogen heeft en zal bewegen: gebrek en voorspoed, armoede en rijkdom zijn slechts economische benamingen van de beide uitersten, die men hoogstens kan hopen door een stelsel van gepaste maatregelen te lenigen aan den eenen, te temperen aan den anderen kant. Wat in 't bijzonder de behoeftigheid aangaat, "gelooven wij dat hoedanig ook de maatschappelijke inrichting moge zijn, zij altijd ontsierd zal blijven door misstanden van ellende en armlastigheid. Want om de armoede op te heffen, zou men moeten kunnen uitroeien de ondeugden der menschen, de samenleving bevrijden van alle rampen, ten slotte een einde maken aan ziekte en dood."[1]

 

II

 

Zoolang de vraag of iemand in zijn behoeften zal kunnen voorzien, afhangt van de tweede vraag of het voortbrengsel van zijn arbeid voorzien kan in de behoeften van anderen—en dit, weet men, is de regel in de warenproduceerende maatschappij, die in de leer van de waarde nader wordt bepaald—zoolang zal er alle kans zijn dat iemands behoeften geheel of gedeeltelijk onbevredigd


  1. Emile Chevalier, art. "Paupérisme" in Nouveau Dictionnaire d'Economie politique 1900 II, 455.
202