wijderd. In Oktober 1759, kort na de heropening van den schouwburg, meldden zij zich aan bij den voorzitter der regenten en verzochten door zijn invloed weder geplaatst te worden. Hiervan deed de heer Van der Lijn verslag in de Vergadering waarin hij voorzat, en onmiddellijk werd het te dien tijde reeds zeer nuttige echtpaar weder onder de acteurs en actrices opgenomen.
In hetzelfde jaar stierf de oude jufvrouw Ghyben, 17 October 1759. Cornelia Bouhon verloor met haar tevens een mededingster die nog steeds de schoonste lauweren behaalde. Natuurlijk bleven de "treurgalmen" op dit afsterven niet uit. Het belangrijkste dezer gedichten is, dat zij doen zien tot op welke hoogte de dochter reeds gestegen was. Een der droevige dichters roept den schouwburg toe:
- "Gij hebt nog ééne ster, wier licht uw rouw zal smoren."
Een ander poëet hoorde Apollo's stem:
- "Ze is in haar kroost herbooren!"
Zeer aannemelijk is het, inderdaad, dat het overlijden van Elizabeth Ghyben, dank zij het talent van Cornelia Bouhon, weinig gevoeld werd.
De aanwassende roem der tooneelspeelster vermocht echter hare verhouding tot de bestuurders niet beter te maken, hoewel deze heeren veel van haar moesten verdragen terwille der gunst waarin zij stond bij het publiek. Ook poogde men door geldelijke voordeelen de echtelingen aan zich te verplichten. Deze gedwongen fraaiigheden der hooghartige heeren regenten waren voor de Bouhons natuurlijk een groote voldoening—en maakten hen niet weinig stoutmoedig.
Zoo bestond er, in het begin van het speeljaar 1761, groote ontevredenheid op de gecommitteerden wegens den weinigen tijd die hun gelaten werd om zich voor te bereiden. Cornelia Bouhon bood zich aan om het publiek hiervan te onderrichten. Na afloop der vertooning van 12 September kweet zij zich van hare taak, en meldde