Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/215

Deze pagina is gevalideerd

oogmerk er andere goederen door te verkrijgen. "In deze echte gedaante maakt zij deel uit van het bestuur eener huishouding", zegt hij.

Het verkeerde en onnatuurlijke gebruik, waarbij geld geen middel gebleven, maar doel is geworden, is evenzeer een soort van ruilen. Doch dit is een telkens herhaalde ruil, een koopen en verkoopen zonder eind, niet de daad van warenbezitters die nuttige voorwerpen verlangen, maar het streven van hebzuchtigen die geen grens stellen aan hun gelddorst. Dit, in één woord, is de handel. Het geld op deze wijze aangewend, is kapitaal.

Handel, leert Aristoteles, is uit den gewonen ruil voortgekomen, toen eenmaal het gebruik van geld was uitgevonden—"een meer samengestelde ruil zoo spoedig de menschen bij ervaring hadden geleerd bij welke ruilingen het meeste voordeel kon worden behaald." Geldbejag, op deze wijze mogelijk gemaakt, wordt nu het levensdoel van vele menschen. De krijgsman verkoopt zijn zwaard, de geneesheer zijn kunst. "Sommigen verkeeren ieders vermogen en ieders bekwaamheid in het middel om geld te winnen; dit beschouwen zij als het doel en aan het bevorderen van dit doel maken zij alle dingen ondergeschikt".

"Zoo hebben wij, eindigt Aristoteles, de kunst van geldmaken beschouwd die onnoodig is, en waarom zij door de menschen wordt begeerd. En ook de noodige kunst van geldmaken welke wij zagen dat van de andere verschilt en een natuurlijk onderdeel van de kunst der huishouding uitmaakt, als betrokken bij het verschaffen van levensmiddelen, niet, echter, onbegrensd als de eerste soort, doch aan grenzen onderhevig".

Ten overvloede blijkt uit de nadere beschrijving van het bedrijfsleven welke hanteeringen Aristoteles goedkeurde, en welke hij verwierp. Landbouw en veeteelt en het winnen van delfstoffen, dit, ofschoon het laatste niet boven eenige bedenking is, zijn de bezigheden waarbij het eerlijke gebruik van geld te pas komt. Het afstaan

211