den bezoekers dat wegens geweldige drukte men in gebreke had moeten blijven "naar behooren hunne rollen te reciteeren." Men kan begrijpen hoe dit de regenten verbitterde.
Met het jaar dat wij nu genaderd zijn, 1762, vangt een nieuw tijdperk in Cornelia Bouhon's loopbaan aan. Ook is dit het jaar waarop wij beginnen iets naders van hare opvatting en speelwijze te weten te komen.
Met den aanvang van het speelseizoen des jaars 1762, den 9den Augustus, verscheen bij Adrianus Hubkes, een wekelijksch blad: de Hollandsche Tooneelbeschouwer. Tevens werd omstreeks denzelfden tijd Het Schouwburgnieuws, een dergelijk geschrift, uitgegeven. De "Beschouwer" staat tegenover "het Nieuws", gelijk ook de titels aanduiden, als de kritikus tegenover den kroniekschrijver.
Uit deze werkjes kunnen wij opmaken dat de roem van Cornelia Bouhon voor goed gevestigd en zij met de eerste rollen belast was. Reeds overtrof zij hare moeder; ofschoon de koninklijke gang en houding dezer laatste haar nog niet geheel eigen waren. Het blijkt dat de hevige en forsche karakters haar het beste afgingen. Het Schouwburgnieuws zegt: "zeker is het dat jufvrouw Bouhon zeer bekwaam de rollen van een trotsche, verwoede, jaloersche en hoovaardige vorstin en vrouwe speelt." Dat zij voor woeste partijen bij uitstek geschikt was, kon niemand verwonderen, zeiden hare vijanden, dit lag immers geheel in haren aard.
De beide volgende anecdoten, rechtvaardigen, wanneer zij waarheid behelzen, wel eenigszins deze beschuldiging.
Gewapend met een groote hengselmand ging zij op een morgen de noodige inkoopen doen voor het huishouden. In een kommenijswinkel wilde zij zich van boter voorzien, en had reeds de vette waar in de mand geborgen, toen zij den gevraagden prijs veel te hoog oordeelde, en behendig de boter in de hand nemende, den verschrikten winkelier de kluiten om de ooren wierp, zoodat hij verbaasd achteruit stoof en de vertoornde actrice gelegen-