Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/222

Deze pagina is gevalideerd

juisten prijs zijn theoretische uitdrukking heeft gevonden.

Baseerende op het verschijnsel dat de prijzen inderdaad weinig variëerden, een regelmatigheid welke de overheid voor zooveel noodig door haar tusschenkomst te bevestigen en te bewaren had, en zoo goed als geheel, daarom, onafhankelijk van den invloed der bij de meer ontwikkelde, kapitalistische vormen der warenproduktie dikwijls zoo belangrijke (hetzij voor- of nadeelige) herleiding van den konkreeten, werkelijk besteden arbeid tot den maatschappelijken of gemiddeld noodigen arbeid, konden de voor-kapitalistische producenten hunne waarde-theorie samenvatten in het ethische leerstuk dat ieder ding naar zijn waarachtige waarde vergoed behoorde te worden. Een zuiver-ekonomische waardetheorie kon in deze omstandigheden niet opkomen. De genoemde herleiding, die zich als de werking van de waarde-wet doet gevoelen, is pas in het kapitalisme van belang geworden. Eerst toen heeft de waarde-wet groote maatschappelijke beteekenis gekregen en zij is daarom eerst toen wetenschappelijk vastgesteld. De lieden der enkelvoudige warenproduktie hebben zich om een ekonomische waarde-theorie niet bekommerd, wijl zij er noch behoefte aan hadden, noch ook in normale omstandigheden de gelegenheid de werking der waarde-verschijnselen gade te slaan. De opbrengst van de waar, zeiden wij, wijl zij doorgaans aan de verwachting voldeed, scheen de belooning van den arbeid te zijn. Indien de leer van den rechtvaardigen prijs gezegd kan hebben een ekonomischen inhoud te bevatten, moet deze gelegen zijn in den eisch, dat de prijs der goederen den vervaardiger moet schadeloos stellen voor zijn kosten en moeite. Ashley acht het waarschijnlijk dat de leer die men bij sommige schrijvers vindt: n.l. dat ieder voor zich zelf kon bepalen welke de juiste prijs was van zijn waar, door eenvoudig te berekenen wat hij noodig had om behoorlijk te leven in zijn maatschappelijken rang—als een van zelf sprekende zaak door Thomas van Aquino en anderen aanvaard werd.[1]


  1. "Dictionnary of Political Economy", II, blz. 500/1. Artikel: Justum Pretium.
218