maar van een groep waarin ten slotte alle produktieve funkties zijn vereenigd—want de kapitalisten zijn weer tot hun oude funktie van monopolisten en woekeraars teruggekeerd die zij vervullen met een onvergelijkelijk grooter vermogen—de moderne ellende alleen heeft een revolutionnaire strekking. Afkeer en vrees gaan thans gepaard met het inzicht en den wil, met de kracht ook meer en meer, die revolutie voorbereidt en uitvoert.
Welke de revolutionnaire beweging ook geweest ware die de enkelvoudige warenproduktie heeft verstoord, zij kan geen ander oogmerk hebben gehad dan de volmaking van het stelsel of de invoering en ontwikkeling van het kapitalisme. Nu is het niet doenlijk op dien weg verder te gaan. Buiten of achter het monopolie van produktie ligt, is eenmaal het monopolie gevestigd, geen andere vorm van kapitalisme meer. Zijn verderfbrengende kracht is juist in de ekonomische en technische kompleetheid gelegen. Welke derhalve ook de revolutionnaire beweging van dezen tijd moge wezen, haar eenig doel moet zijn de afschaffing van het stelsel. Het vroegere en geringere euvel is bedwongen geworden naarmate het kapitalisme vorderde. Nu zal het kapitalisme zelf bedwongen moeten worden, wil men de hedendaagsche armoede wegnemen. De zekerheid dat dit gebeuren zal ligt in het feit dat zij die armoe lijden, tevens de revolutionnaire klasse vormen.
III
De verplichte armenzorg dateert in Engeland van het jaar 1562; "definitief en volledig vastgesteld als een voornaam bestanddeel der staathuishouding" werd het armenwezen door de beroemde wet van koningin Elizabeth in 1601. Deze wet, niet voor het jaar 1834 in streng kapitalistischen geest herzien, was een uitbreiding en bevestiging van een stelsel reeds in het begin der 16e eeuw hoofdzakelijk aangenomen. Ondersteuning uit de openbare kassen (te betalen door de bezitters en gebruikers van grond) wordt volgens dit stelsel toegekend aan allen die buiten staat zijn voor hun onderhoud te werken,