Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/252

Deze pagina is gevalideerd

nemer om een goed deel van zijn winst bracht ja, hem somtijds het bestaan onmogelijk maakte.

 

III

 

De heffing van verbruiksbelastingen staat niet apart als een fiskale maatregel zonder meer. Zij is een van de vele middelen tot uitbuiting van de lagere bevolkingsklassen, aangewend door de klasse van het handelskapitaal, die oppermachtig regeerde.

De ekonomische positie van den koopman[1] verklaart genoegzaam de groote politieke macht waarover zijn klasse beschikte. Hij was niet als nu de vertegenwoordiger eener fraktie van het totale kapitaal, belast met de circulatie van het industrieele kapitaal als haar afzonderlijke werkzaamheid. Hij representeerde het kapitaal in zijn geheelen omvang, in zijn eenige of althans toenmaals verreweg gewichtigste funktie, den handel met goederen, hoe ook geproduceerd.

De uitbreiding der moderne, kapitalistische industrie, heeft aan de funktie en daarmee aan het maatschappelijk overwicht van het voormalige handelskapitaal een eind gemaakt.

Kenmerkend is in dit opzicht het verschil tusschen de ekonomische geschiedenis van Nederland en Engeland. In Engeland heeft de handel de ontwikkeling van de industrie machtig gesteund en bevorderd. In de Hollandsche provincies, daarentegen, heeft de heerschappij van het koopmanskapitaal eene bloeiende nijverheid—manufaktuur en handwerk—eerst belemmerd en vervolgens meê ten gronde gericht.

De geografische en de geologische gesteldheid van Engeland hebben zich als krachtige ekonomische faktoren doen gelden. Steenkolen en metalen leverden


  1. In de Vragen des Tijds van Mei en Juni polemiseert de oud-hoogleeraar Treub tegen schrijver dezes o.a. over de strekking van de door de regeerende bourgeoisie meermalen genomen maatregelen tot afschaffing of verlaging van verbruiksbelastingen.
    Wij willen met deze beschouwingen doen zien, en zullen aan het slot op het betoog van Treub terugkomen, dat de drijfveer steeds geweest is het welbegrepen ekonomisch belang van den kapitalistischen ondernemer.
248