grondstoffen en hulpmiddelen, die de Hollanders moesten missen. Het kapitaal in den handel gevormd begon zich reeds vroegtijdig met een produktie bezig te houden, die, eenmaal op deze vaste grondslagen gevestigd, niet weer verdwijnen zou. De basis van de industrie in de Nederlanden was minder onvergankelijk. Haar grondstoffen moesten door den handel worden in-, haar produkten door den handel wederom uitgevoerd worden.[1] Een groot getal belangrijke bedrijven waren als zoodanig aan den groothandel ondergeschikt, wijl zij het voornaamste vervoermiddel, de schepen, leverden en alles wat tot de scheepvaart behoorde. Het is duidelijk dat het lot van deze ondernemingen aan dat van den handel gebonden bleef. De handel schept de bestaansvoorwaarden die de kapitalistische produktie behoeft: het kapitaal zelf en de afzetmarkt. Dan maakt het zich meester van de aanwezige kleine nijverheid en roept alzoo de moderne industrie in het leven. Op haar beurt steunt nu de produktie den handel, die voortaan aan de produktie ondergeschikt is. Dit is de loop van zaken in Engeland geweest, maar waar als in ons eigen land de industrie zich niet onafhankelijk van den handel kan ontwikkelen, zal zij door den val van den handel worden meegesleept. En de handel die geen eigen industrie heeft voortgebracht, zal zich op den duur evenmin staande kunnen houden.
Bij gebrek aan een sterke inheemsche industrie, die, door het handelskapitaal bevrucht, tot kapitalistische produktie op grooten voet gedijen kon, nam tegen het einde van de 18e eeuw in Holland zoowel de eene als de andere kapitaalwerkzaamheid een einde. De kapitalen die over waren, bleven nog slechts als geldkapitaal in gebruik, ter beschikking van buitenlandsche regeeringen.[2]
- ↑ Marx, Kapital, III Kap. 20: Geschichtliches über das Kaufmannskapital.
- ↑ "De ruwe stoffen door onze handelsvloten aangebracht.... werden gedeeltelijk hier verwerkt. De laken- en zijdefabrieken kwamen tot grooten bloei. Buitendien gaf de vaart op Indië aanleiding tot het oprichten van vermiljoen en loodschuimfabrieken. Onderscheidene raffinaderijen voor kamfer, borax en suiker verrezen, zoodat er in deze (17e) eeuw hier te lande alleen zooveel suikerraffinaderijen waren, als in andere landen en steden van Europa te samen".—E. W. de Rooy, Geschiedenis van den Nederlandschen Handel, Amsterdam 1854; bl. 530.
"Op het gebied der suikerraffinaderijen was Amsterdam zonder tegenspraak in de 17e eeuw de eerste stad der wereld. De groote aanvoer deed als van zelve