om een aandeel te verkrijgen in het bestuur van de stad."[1].
Gelijk te verwachten is vindt men dat de kleine, niet-kapitalistische industrie haar ekonomische en politieke positie daar het langst heeft gehandhaafd waar het handelskapitaal het minst krachtig kon optreden. In Engeland langer dan in Holland; in Duitschland en Frankrijk langer dan in Engeland; in de landprovincien van Holland langer dan in de zee- en eigenlijke handelsplaatsen.[2]
"Bijna in alle steden van Holland, schrijft Blok, waar de opstand (tegen Spanje) de zege had behaald, was de regeering in handen gebleven van de aanzienlijke burgers, die reeds sedert bijna twee eeuwen in die steden zoo goed als zonder medewerking der overige stadsbewoners het bewind hadden gevoerd." "En, voegt hij er bij, wat er in de Noord-Nederlandsche steden buiten Holland en Zeeland aan invloed van de burgerij op de stedelijke regeering nog omstreeks 1550 aanwezig was, in het bijzonder aan invloed der gilden op het stadsbestuur, was tijdens de woelingen zoo goed als verdwenen; waar die invloed nog in naam bestond, beteekende hij metterdaad zeer weinig."[3]
Van de ekonomische ondergeschiktheid der handwerkers geeft Van Rees eenige voorbeelden, die, van zijn ideologisch standpunt, een verhouding blijkbaar door de overmacht van het handelskapitaal teweeggebracht, aan den invloed van het liberale of vrijhandelsbeginsel toeschrijft. Het is niet te ontkennen, zeker, dat het handelsbelang, voor zoover men niet bij de wet hen had kunnen
- ↑ Histoire et Doctrines économiques de l'Angleterre, Paris, 1900; I, 1906.
- ↑ O. van Rees, t.a.p. bl. 140/1.—"In de Geldersche en Overijselsche steden oefenden nog steeds colleges van gemeenslieden, die de burgerij heetten te vertegenwoordigen, eenige contrôle op de regeering van het stedelijk patriciaat". (Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, IV, 87). "Wat onderscheidde de stad Amsterdam van andere steden, zoowel als buitenlandsche? De eenvormigheid van haar poorterij: het totaal ontbreken van een machtigen ambachtsstand, in gilden georganiseerd, het absolute overwegen van de handelsbelangen," enz. (Van gilden georganiseerd, het absolute overwegen van de handelsbelangen," enz. (Van Ravesteijn, t.a.p., bl. 172).
- ↑ T.a.p. III 353/4.—"Wij zien dus overal de gilden slechts een ondergeschikte rol vervullen. De stedelijke regeering houdt de magt in handen, beslist over de oprichting van nieuwe gilden, stelt hunne reglementen vast en bepaalt in één woord de stelling, die zij in de gemeente hebben in te nemen". (Van Rees, t.a.p., bl. 124).