Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/281

Deze pagina is gevalideerd

welgemoed naar Indië wanneer het hun lastig wordt gemaakt."[1]

Uit twee Engelsche reisgidsen voor Holland in de 18e eeuw:

 
"....het geld, afgod van de wereld, wordt hier hooger vereerd dan in eenig ander land, waar het de plaats inneemt van geboorte, geest en verdienste.
"In het algemeen is geld de godheid die in Amsterdam wordt aangebeden. Het schijnt dat niets anders op prijs gesteld of besproken wordt—alsof eer, verdienste en geluk er uitsluitend in bestond".[2]
 

Honderd jaar geleden was hetzelfde gezegd geworden door William Temple, den Engelschen gezant, overigens geen onwelwillend beoordeelaar: "Holland is een land waar het voordeel in hooger aanzien is dan de eer"[3].

Menigmaal, ook, wordt deze kritiek van een neiging die het volkskarakter meer dan iets anders scheen te kenmerken, toegelicht door het verhaal van feiten als enkel van Hollanders te verwachten waren. In de buitenlandsche politiek, b.v., kon men er zeker van zijn dat zij de partij van de sterksten kozen, indien ze althans niet onzijdig konden of durfden blijven. Toen de tijd voorbij was dat zij met geweld plachten te dwingen, kwam de tijd dat zij door vriendelijkheid zochten te behagen.—Een der groote Engelsche romanschrijvers en essayisten uit het midden van de 18e eeuw, Oliver Goldsmith, vergelijkt de houding van de Hollanders in het Oosten bij den indruk dien zij in Europa maken.—"Ik sta daarover verbaasd," zegt hij:

 
"In Azië zie ik hen als de trotsche gebieders van al de Indische zeeën; in Europa, de beschroomde inwoners van een onbeteekenend landje. Niet langer de zonen der vrijheid, doch de zonen der baatzucht; niet langer de strijders voor hun recht door stoutmoedigheid maar met onderhandelingen; zij kruipen voor hunne beleedigers en bukken onder de roede van iedere naburige mogendheid.

  1. Dilices de la Hollande, 1669, bl. 19.
  2. The Travellers' Compagnon through the Netherlands, 1754; bl. 130.
  3. Observations etc. 1673; bl. 188.
277