Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/282

Deze pagina is gevalideerd
"Zonder een vriend om hen bij te staan in den nood en zonder de kracht om zich zelven te redden, zijn zij een zwakke staat en zullen door den rijkdom van hun bewoners de begeerigheid opwekken van een vreemden aanvaller".
 

Aan welken kant zal de Republiek zich stellen in den strijd tusschen burgerij en koningschap onder de Stuarts? Toen nog de monarchie de overhand had en sommige republikeinen op steun van Holland schenen te hopen, werd hun door iemand die onze natie meende te kennen aan het verstand gebracht "dat de Hollanders, zooals iedereen weet, de winsten van den handel boven alles lief hadden, dat het dus gevaarlijk zou zijn op zulk een slag van lieden zich te verlaten"[1].—Omgekeerd, nadat het hoofd van Karel I was gevallen en de burgerlijke revolutie had gezegevierd, noteerde niet zonder spijt een aanhanger van de reaktie, dat hem, maaltijdende bij den Nederlandschen gezant, te verstaan was gegeven dat de zaak van den toekomstigen Karel II niets te verwachten had van Nederlandsche hulp[2].

 
"De gezant gaf vrij wel toe dat in zijn land de menschen enkel hun eigen welzijn zoeken en niets uit dankbaarheid verrichten, dan alleen als het eigen voordeel of veiligheid dient; daarom moesten de Engelschen niet uitzien naar bijstand aan den verbannen koning."
"Dit", voegt de monarchale schrijver er bij, "was voor mij niet aangenaam om te hooren, ofschoon een zeer oprechte bekentenis".
 

Uit zuivere winzucht in hun bedrijf nemen de Hollan-


  1. Citizen of the World, 1761; No. 55.
  2. Memoirs of Edm. Ludlow, 1626–1627, Oxford 1894; II, 377.
278