Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/285

Deze pagina is gevalideerd

gezant zich voorover en nadert op handen en voeten. Zich verheffende op zijn knieën buigt hij het hoofd ter aarde, en verwijdert zich wederom kruipende, met de bewegingen van een kreeft.

 
"De menschen, roept de verhaler uit, moeten wel ontzaglijk hechten aan rijkdommen als zij gewonnen moeten worden door daden van de meest verachtelijke gedweeheid.... Vereeren de Europeanen den Schepper zelf met de teekenen dezer gehoorzaamheid, tentoongespreid voor een barbaarschen koning, die hun verlof geeft om sieraden en porcelein te koopen? Welk een roemrijke ruil: de nationale waardigheid, en zelfs alle aanspraken op menschelijkheid, af te staan voor een kamerschut of een snuifdoos".
 

De tweede plechtigheid waaraan de Hollandsche vertegenwoordigers verplicht zijn zich te onderwerpen is zoo mogelijk voor hen nog smadelijker. De keizer en zijn hovelingen wonen zonder gezien te worden het schouwspel bij, dat het best vergeleken kan worden bij de ontgroening van jonge studenten. Behalve dat zij kruipen en in het stof buigen als te voren, worden hun een menigte belachelijke en vernederende vragen gesteld: hoe zij heeten en hoe oud zij zijn, zij moeten staan, zitten, elkander begroeten, beschonken zijn, Japansch en Hollandsch spreken, eten, drinken, zingen enz. En nog hield het plagen van de "mijnheers" hier niet mee op. Het pijnlijke bezoek moest worden herhaald bij ieder aanzienlijk hoveling die het gelastte—zelfs de kinderen vermaakten zich buitengewoon met de dansende Hollanders.

 
"Verga, laat Goldsmith zijn vreemdeling ten slotte uitroepen, verga de schat dien ik koopen moet met mijn eer en mijn waardigheid. Liever leed ik mijn leven lang gebrek dan rijkdommen te vergaren op deze wijs!"[1]
 

  1. Citizen of the World, No. 116.
281