den oorlog kwamen, kon de revolutie die den Frieschen stadhouder ook in de machtiger provincies aan het hoofd der regeering bracht, niet lang uitblijven.
Het programma van Willem IV en zijn partij was door de omstandigheden van zijn verheffing aangewezen: het fnuiken van den georganiseerden roof door de familiegenootschappen, de herstelling van het fabriekswezen, het afschaffen der belastingpachterij, het invoeren van direkte belastingen. De prins is reeds vier jaar na zijn benoeming tot het erfstadhouderschap gestorven, maar behalve den tijd heeft Willem IV ook de kracht gemist om zijn regeeringsprogram uit te voeren.
III
Het verval der tijden, de last van den oorlog, de geringheid der dagloonen, dit waren, zegt een tijdgenoot, de fakkels die den bitteren haat tegen al wat naar pachters of pachten geleek, deden ontvlammen.[1]
Opheffing van het pachtstelsel was reeds in het vorig jaar tegelijk met de aanstelling van den Prins van Oranje geëischt geworden. "De eisch van het volk in Holland, schrijft Nijhoff,[2] was ten eerste de instelling van een in mannelijke en in vrouwelijke linie erfelijk stadhouderschap, en ten tweede de afschaffing der pachten." En: "de samenvoeging van die beide eischen was wel een duidelijk bewijs, dat het volk door de meerdere verheffing van den Prins voor zich zelf tegelijk verlossing van onrechtmatigen druk verwachtte." Verlossing van buiten is inderdaad wat de volksklasse verwacht, zoolang zij niet, als het moderne proletariaat, in zich zelve de macht voelt groeien die haar bevrijden zal. De bevordering van een Oranjevorst tot de hoogste waardigheid viel in de gedachten van de verdrukte menigte geheel samen met een verbetering van haar eigen toestand. De ervaring met het erfstadhouderschap heeft overigens het hare gedaan om deze uit besef van afhankelijkheid ge-