eischt dat zij aangehangen wordt door alle leden van die klasse, noch door leden van die klasse alléén.
Wat het eerste betreft, weet men dat ook de burgerlijke levensbeschouwing volstrekt niet steeds door iedereen is gedeeld die maatschappelijk tot deze groep behoorde. Ongerekend nog het zeer groote getal van degenen die zich nimmer om zaken van dien aard plegen te bekommeren, moet bovendien worden opgemerkt dat de gedachten van de menschen niet alleen worden bepaald door de maatschappelijke omstandigheden waaronder zij leven. Ook kunnen maatschappelijke omstandigheden van het verleden op hun gedachten invloed uitoefenen: van den tijd af dat het eene geslacht de uitingen van zijn geestelijk leven aan het volgende door middel van de schrijftaal kon overleveren, heeft de kracht van de traditie zich dikwijls sterk doen gevoelen—en bleven daardoor de z.g. traditioneele begrippen bestaan; tegelijk, dus, begrippen die zich overleefd hebben en die overgeleverd zijn.
Op de denkwijzen van bourgeoisie en proletariaat beiden blijft hetgeen vroeger bestond of gebeurd is, nog langen tijd nawerken. Een oorzaak die zonder twijfel de kracht van de traditie versterkt, ligt in het feit dat de kapitalistische produktie-grondslag der tegenwoordige maatschappelijke omstandigheden—zich over het algemeen niet dan langzaam heeft ontwikkeld: zoodat ook de sociale of politieke instellingen slechts langzaam, en de menschelijke gedachten—krachtens den aard van deze geestesprodukten—dikwijls nog minder snel zich bij de nieuwere ekonomische vormen aanpasten. Er komt bij, dat zelfs thans nog sommige oude ekonomische vormen, uit vroeg- of zelfs vóór-kapitalistische tijden zijn overgebleven, en nog steeds zich doen gevoelen; iedereen kent b.v. het klein-burgerlijke bedrijfsleven van sommige steden en de aartsvaderlijke toestanden hier en daar bij den landbouw, stoffelijke gesteldheden welke met de daarbij behoorende maatschappelijke verhoudingen ook dikwijls de meest ouderwetsche denkbeelden bestendigen.