Eindelijk houde men in het oog dat de twee groote sociale klassen van dezen tijd het voortbrengsel zijn van één en denzelfden ekonomischen groei: de opkomst en verbreiding van het kapitalisme. De bourgeoisie, als de oudere tijdgenoot, had reeds lang vóór den overgang tot de moderne kapitalistische industrie, op kleiner schaal een proletariaat gevormd in de handelssteden en het primitieve fabriekswezen (de z.g. manufaktuur). Zoo weinig groot was echter in het begin veelal de afstand en zoo weinig scherp nog de tegenstelling tusschen beide groepen, dat van de verschijning van een eigen klassebeweging en nog minder van een afzonderlijke levensbeschouwing bij de toenmalige arbeiders, voor het begin van de 19e eeuw, eenige sprake kon zijn. Een andere oorzaak die in dezelfde richting werkte was het overwicht dat vervolgens van de burgerlijke klasse uitging, toen zij door de toepassing van de machine de snel geproletariseerde werkers van alle zelfstandigheid beroofde. Het gevolg vertoonde zich in de volkomen onderwerping van de eerste arbeidersgeslachten—niet slechts aan de ekonomische uitbuiting en de politieke verdrukking door de bourgeoisie, maar ook aan haar maatschappelijke inzichten en algemeene wereldbeschouwing. En nog altijd heeft slechts een deel van het proletariaat in en door den strijd tegen verdrukking en uitbuiting zich de bijzondere opvatting verworven, waarmee op haar beurt zij het menschelijk denken zuivert en verheft.
Doch geenszins mag de erkenning van dit feit ons beletten deze schoonste gave van den modernen klassenstrijd en de beweging voor het socialisme voor te stellen als hetgeen zij is: de levensbeschouwing van het proletariaat. Zij is dat in een zin zoo waar als ooit van een levensbeschouwing eener maatschappelijke klasse tot dusver kon worden gesproken. Sedert jaar en dag zijn wij gewoon het socialisme als aktie voor ekonomische en politieke hervormingen te noemen een bij uitstek proletarische zaak. Willen wij hiermee zeggen dat ongeveer alle loonarbeiders voor het socialisme reeds gewonnen zijn? Dat zij voor het socialisme zouden zijn gewonnen,