Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/385

Deze pagina is gevalideerd

leden van de verdeelde en versmalde liberale partij doorgedrongen, dat een krachtig optreden als hervormingspartij het laatste of eenige middel was, dat haar het leven zou kunnen redden. De gelegenheid om als partij van de demokratie de leiding te hernemen, had men in 1894, door de verwerping van het wetsontwerp Tak van Poortvliet ellendig verzuimd. Het volgende konservatief-liberale ministerie, dat een kieswet van Van Houten prutste, had aan den naam van het liberalisme nog meer afbreuk gedaan. De groei van het burgerlijk radikalisme en vooral de herleving van de arbeidersbeweging na den bekenden tijd van verscheuring en inzinking, waren waarschuwende teekenen. Als nog bedenkelijker moest de uitslag van de verkiezingen in '97 voor de liberale partij worden beschouwd: ook na de herstemmingen konden de 48 liberalen slechts met de vier radikalen en drie socialisten een meerderheid plaatsen tegenover de klerikalen. Zoo moesten wel, op straffe van ondergang, de liberale leiders het onmogelijke beproeven: een burgerlijke partij door maatschappelijke hervormingen tot nieuw aanzien te brengen. De regeering Pierson-Borgesius is inderdaad met een program in dezen geest opgetreden; de meest dringende hervorming, invoering van algemeen stemrecht, moest of wilde zij laten rusten, daarvoor zouden zelfs verscheiden liberalen nog steeds niet te vinden zijn geweest, maar overigens heeft haar regeertijd eenige gewichtige sociale regelingen tot stand zien komen. Zooals men weet zijn door dit ministerie, als bij een laatste opflikkering van het Nederlandsche liberalisme, in de Kamer doorgezet de afschaffing van de militaire plaatsvervanging, en de wetten op den leerplicht, de ongevallen-verzekering en het woningwezen. Maar deze en andere pogingen om een schade in te halen die waarlijk niet enkel van de laatste jaren dateerde, hebben de vrijzinnige partij niet mogen helpen. De tijd van een vruchtbare demokratische politiek was in de burgerlijke wereld voorbij. De strijd over het kiesrecht veroorzaakte in 1900 een onherstelbare breuk in de Liberale Unie, en aan den anderen kant maakten de kleri-

381