Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/419

Deze pagina is gevalideerd

wetsherziening van 1848 de bourgeoisie gekomen was waar zij wilde zijn, de mogelijkheid om ook formeel tot de republiek over te gaan, nauwelijks bestond. In ieder geval: met de behaalde overwinning was het regerende gezelschap tevreden, triomfantelijk schreef zij in haar grondwet: "De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk." Beleefder en tegelijk beslister had men de boodschap niet kunnen formuleren dat voortaan alle werkelijke heerschappij bij het parlement zou liggen.

Het spel dat de bourgeoisie, nu in gezelschap van de reformisten, wilde spelen met het koningschap in Nederland was hiermee begonnen. Onlangs heeft men van reformistische kant de vraag gesteld waar eigenlijk uit zou blijken dat de socialisten republikeinen zijn. Inderdaad hebben wij de afschaffing van het koningschap nooit op enig strijdprogram gesteld. Maar de reden was dat vóór de socialisten de burgerlijke partijen, in menig land met burgeroorlog en revolutie, deze historische taak hadden volbracht. Alleen hebben de socialisten niet verzuimd nu en dan het hunne te zeggen over de opportunistische praktijken hierbij door de burgerlijke partijen bedreven. Dat socialisten daar eenmaal zelf smaak in zouden krijgen, was niet te voorzien. Tenminste bestond tot voor korte tijd het algemene gevoel dat onze waardigheid strikte onthouding gebood.

 

Enige geneigdheid in een tegenovergestelde richting, onmiskenbaar door de deelneming van de S.D.A.P.-leiding aan de bruiloft in de koninklijke familie, had zich ook reeds eerder voorgedaan. Wij bedoelen de deelneming aan de jaarlijkse opening van de Kamers—een formaliteit die tevens dienen kan om het scherpe kontrast tussen vorm en inhoud van de officiële verrichtingen der moderne monarchie voelbaar te maken.

Immers behoort het verleden, op die Septemberdag voor ogen gebracht, tot de tijd dat, ja, een parlement bestond, maar men lang niet altijd zeker was dat het ook behoorlijk zou kunnen vergaderen. En dit om deze reden dat de vorsten sterk genoeg waren om de bijeenkomst

415