Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/420

Deze pagina is gevalideerd

van de volksvertegenwoordiging te beletten, haar willekeurig te ontbinden, verkiezingen te verhinderen, enz. Een feit dus als de opening van een parlement heeft alleen politieke betekenis, wanneer de staatshoofden de macht bezitten om het gesloten te houden.

Nadat later de machtsverhoudingen waren omgekeerd, heeft de burgerlijke grondwetgever door een reeks van bepalingen de geregelde werking van het vertegenwoordigend stelsel verzekerd. Opening en sluiting, duur en hervatting der zittingen, zoals men weet is dit alles wettelijk tegen alle willekeur gewaarborgd. Zo is nu hier de koning belast met het openen van de zitting op een voorgeschreven dag: niet een vrijwillige, maar een geboden handeling, geen politieke maar enkel een administratieve maatregel. Door de omslachtige, min of meer plechtige regie: de gouden koets, het eskorte, het gevolg, de ontvangst in de monumentale lokaliteit der Ridderzaal, het uitgeleide, de persoonlijke ovatie daaraan in de latere jaren verbonden, is deze gebeurtenis voor het publiek een kijkspel, voor de deelnemers een maskerade. En dit ofschoon geen wet het konstitutionele staatshoofd noodzaakt hierbij in persoon aanwezig te zijn, de opening zowel als de sluiting, kan ook gebeuren door een kommissie, "van Zijnentwege" zegt art. 104. Koning Willem III heeft dikwijls van die vrijheid gebruik gemaakt, Willem II placht aan het hoofd van een schitterende staf, gedeeltelijk evenals de koning zelf oud-gedienden van Waterloo of van de minder ongezonde Tiendaagse Veldtocht, naar het Binnenhof te rijden. De latere generatie van hun opvolgers, onschendbare draagster van een geschonden waardigheid, heeft zich in de sfeer door het heersende regiem geschapen, volkomen ingeburgerd—het woord is niet misplaatst. Want het zakelijke doel van deze staatsievolle gang naar de verenigde zitting is toch enkel het voorlezen van een akte, die, als troonrede, door anderen is opgesteld. Dat uit vorstelijke monden woorden kwamen door anderen ingegeven, was natuurlijk geen zeldzaamheid. Maar vroeger waren het de vorsten die het voorzeggen hadden gelast, nu zijn zij het die naspreken moeten.

416