Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/57

Deze pagina is gevalideerd
 

SOCIALISTISCHE AESTHETICA[1]


Aan Lod. van Deyssel.
 

I

 

Nu ik uw artikel nog eens goed gelezen heb en beginnen wil met er een antwoord op te schrijven, moet ik u op mijn beurt verzoeken niet kwaad te worden om wat ik mogelijk niet zal kunnen verzwijgen. Want meer dan eenig mensch die leeft, is mij waard het doel dat ik hoe langer hoe klaarder zie staan aan het eind van een weg waarop ik al geloopen heb zonder het te weten, en zonder verder te zien dan wat vlak voor mijn voeten lag. Ik vrees er niet voor, want wij zullen elkaar verstaan, maar al mochten uwe genegenheid en uwe goedkeuring mij verlaten zooals ik de goedkeuring en de genegenheid verloren heb van velen, ik zal er niet langzamer om gaan of minder vastberaden. Gij zijt met klompen geschreden door de bloembedden van mijn zorgvuldigst gekweekte meeningen en zij begonnen al zoo fraai te bloeien en zoo zacht te geuren, dat zelfs gij iets hebt bespeurd van reuk en kleur waar gij zoo roekeloos uwe voeten hebt gezet. Ik zal ze weer opbinden en besproeien en er eenige zonnestralen van koesterend betoog over laten schijnen; en ik zal u de paden aanwijzen die er langs gaan, zoodat ieder op zijn gemak en van nabij het groeisel kan bekijken. Dan zal ik u vragen terug te komen in mijn tuin, en wij zullen, denk ik, als vrienden wandelen en samen de bloemen prijzen, totdat ten slotte mijn lof zal verstommen voor uw roem van het paradijs. Dit alles zal ik nu niet tegelijk doen; ik bedoel dat ik eenige stukken zal schrijven over het Socialisme in het bijzonder en over de Sociologie in het algemeen, waarin gij een beschouwing van de economische en intellektueele evolutie-verschijnselen zult vinden die u zeker zal bevredigen; wat de oorzaken zijn van de veranderingen die wij zien in het denken van de menschen over zichzelf, over de natuur, over de samenleving; waarin die veranderingen bestaan, hoe sommige dingen er zullen uitzien als die veranderingen zoo-


  1. Voor het eerst gepubliceerd in "De Nieuwe Gids" (1891)
53