gewijzigd. Die nog gelooven aan de noodzakelijkheid van het kwaad, aan de onbereikbaarheid van grondige verbeteringen, hebben begrippen van mooi en leelijk overeenkomstig aan hun geloof, zooals dat ook in het godsdienstige is. En gij, die nog geen kennis hebt genomen van wat er aangevoerd is om het socialistisch axioma tot een axioma te maken, gij moet wel ten aanzien van het openbaar leven, zoo gelooven en gevoelen als zij. Als gij over het maatschappelijke denkt, komt gij niet tot socialistische conclusies, daarvoor is een opzettelijke overweging van sommige waarheden noodig, waarop gij uw aandacht nog niet hebt gevestigd. Dat het onderzoek van deze dingen de hedendaagsche maatschappij heeft veroordeeld, is u niet zoo volledig bekend dat gij er aan gewend zijt, haar aan te zien met de meewarige minachting waarmede een ingenieur een fabriek beschouwt die met een verouderd en afgekeurd systeem van machines werkt. Hij heeft zulke andere teekeningen in zijn hoofd en schetsen in zijn portefeuille, dat het hem alleen bevreemdt hoe men volgens zoo'n gebrekkig stelsel nog iets kan doen, hoe wilt gij dat hij zulk een fabriek zal bewonderen?
IV
De gelijkheid die ik bedoel is geen volstrekte gelijkvormigheid, noch is zij een gelijkheid van een hoogeren dan een stoffelijken aard. Hier komt het op neer, de socialisten begeeren geen andere gelijkheid dan ten aanzien van zaken waarin het een schande voor fatsoenlijke menschen is óngelijk te zijn. Die misselijke en duffe ongelijkheid, die iemand belet te ontbijten met oesters en een glas drooge sherry als hij den vorigen nacht wat laat naar bed gegaan is, die iemand weerhoudt van elken dag een warm damp-bad en vervolgens een koude douche te nemen, die het onmogelijk maakt dat iemand 's winters een pels en 's zomers dun zijden gewaden draagt, die iemand verhindert drie maanden te gaan studeeren in de National Library te Londen, daarna een veertien dagen