Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/72

Deze pagina is gevalideerd

een stelregel waarvan wij niet zullen afwijken. Uit moet het zijn met dat schunnige en leelijke gebrek aan de gewoonste zaken van het leven; als wij de wereld willen ingaan om te doen zoo fraai en zoo goed als wij kunnen, moeten wij toch minstens geen leege maag en geen kapotte schoenen hebben. Als gij een vriend ontmoette, mij bij voorbeeld, en gij begont te spreken over zoo'n quaestie als waar wij nu over praten, en wij brachten den halven dag door in ernstige woordenwisseling, probeerende om bij stukjes en brokjes de waarheid samen te stellen, zooals kinderen over een moeilijke legkaart zitten,—en gij merkte dan na eenige uren dat ik geen sokken aan had en niet had gegeten uit geldgebrek, dan zoudt gij niet alleen groot medelijden gevoelen, maar tevens door een soort van schaamachtige walging overvallen worden, en gij zoudt mij de guldens en kwartjes uit uwe portemonnaie in de handen duwen, stotterende en blozende en mij haast niet durven aanzien, huiverende wegens de leelijkheid van het voddige hongerlijden, en in mij die uw vriend was en bijkans uw gelijke in de ernstige verstandsoefening, zoudt gij plotseling een inferieur wezen ontdekken, een schepsel die niet eens zijn lijf behoorlijk kon voeden en bedekken,—en zeggen zoudt gij: "man, ga eerst eten en koop kousen en laten wij dan nog eens praten over politiek...." Dit nu zeggen de socialisten tot alle arme menschen: eet en drinkt en schaft u kleeren aan, dat hebt gij allen noodig en dat moet gij allen kunnen doen, ieder naar zijn behoefte en zijn begeerte—kom dan bij elkaar en wij zullen die ernstigere dingen bespreken die ons leeren zullen wat leelijk is en mooi, wat goed is en slecht. En dit zeggen de socialisten, niet omdat zij voor alle arme menschen vriendschap gevoelen, maar omdat zij van alle arme menschen willen maken het beste wat zij kunnen worden, maar omdat het roepen van de maag, en het krijten van kinderen die honger hebben, overstemt het geweten en het verstand.

En nu is er nog die andere onwaardige ongelijkheid die wij bestrijden, dat de eene mensch zou moeten doen wat de ander zegt. Hoe kunnen wij verwachten dat de

68