weten dat ook in 1891 de lente zal volgen op den winter, er kan eene verandering in het zonnestelsel komen die dit belet; maar in deze dingen spreken wij van weten wanneer de waarschijnlijkheid dat iets is of gebeuren zal, grooter is dan de kans dat iets niet gebeuren zal of niet is.
VI
Gij zult zeggen, waarde vriend, dat gij schrikkelijk veel over Socialisme hoort en heel weinig over Aesthetiek. Maar dan verzoek ik u te bedenken, dat ik boven deze bladzijden wel geschreven heb. Socialistische Aesthetiek, maar daar niet meê bedoel dat met de ontwikkeling van het socialisme een andere, een nieuwe wijsbegeerte van het Schoone zal opgroeien. In dien zin is Socialistische Aesthetiek een uitdrukking zonder beteekenis. Er is in het socialisme niets, waaraan een nieuwe theorie van het Schoone zou kunnen worden vastgeknoopt, niets wat een nieuwe theorie zou noodig maken. Ik houd mij hier aan deze eenvoudige definitie, dat schoonheid de naam is dien men geeft aan het vermogen van sommige dingen om het schoonheids-gevoel te bevredigen, dat kunst het hiervoor met bewustzijn door menschen gemaakte is, en dat kunstenaren zijn de menschen die dit het beste kunnen doen omdat zij de bijzondere geaardheid bezitten van een uiterst ontwikkeld schoonheidsgevoel. De aesthetiek, die de eigenschappen en de historie van dit onderscheidingsvermogen tusschen mooi en leelijk beschrijft, heeft met het socialisme, dat de naam van een maatschappelijke inrichting is, niets te maken. Daarom kan Socialistische Aesthetiek alleen beteekenen dat de ontdekking van de voordeelen van deze inrichting en het besef dat deze inrichting bezig is de oude te verdringen, een zeker getal nieuwe meeningen over de tegenwoordige maatschappij aan de hand doen en eenige verwachtingen voor de toekomst, die reflecties werpen in de donkere kamer van onze ziel op den wand van het schoonheids-gevoel. Andere reflekties, maar krachtens een volkomen overeenkomstig procédé. Daarom spreek ik niet over dit