procédé, dat onkenbaar of ongekend mag zijn, den uitslag weten wij; het zijn de zelfde instrumenten, bij socialisten en bij niet-socialisten, maar zij brengen verschillende dingen te voorschijn. Vergeef mijne breedsprakigheid—maar ik herhaal dat Socialistische Aesthetiek enkel beduidt dat ten aanzien van de openbare samenleving, de socialisten, met behoud van de orthodoxe leer omtrent het wezen van schoon en onschoon, de oude sentimenten van leelijk en mooi gaandeweg vervangen. Ten aanzien van de openbare samenleving, zeg ik, niet van de particuliere of intieme, en ook niet ten aanzien van kunst, het door menschen gemaakte. Een mooi loflied van den oorlog, van de onverdraagzaamheid, van de aristocratie; van welk verschijnsel of sentiment ook van het ancien régime, zullen zij niet leelijk vinden. Het menschelijk bewustzijn is al zoo ontwikkeld, dat wij, om nieuwe plaatsen te maken, geen beeldstormers behoeven te zijn; er is plaats voor de oude en voor de nieuwe in de hallen van onze verbeelding; wij weten dat de nieuwe ons mooi zijn en de oude het mooi van vroeger, dat een wonderbaar werktuig van onzen geest ons in staat stelt nog te waardeeren. Zoolang de menschen nog weinig bewustzijn hebben, meenen zij dat hún mooi niet is een aanwinst van het verzamelde mooi op de wereld, een uitbreiding van de collectie die zij te danken hebben aan de verbetering van de werktuigen waarmede zij een diepere laag van het leven hebben ontgonnen,—maar zij meenen dat nu húnne vondsten al het andere en overige te niet doen en leelijk maken. Zoo hebben de Christenen gewoed tegen de Heidensche beschaving, de Protestanten tegen Katholieke kunst en de democraten in sommige streken en tijden tegen de verfijning van de aristocratie. Maar tegenwoordig heeft zich bij de menschen een vaardigheid ontwikkeld om achterwaarts en voorwaarts te zien, die nieuw is, en wij passen wel op dat er geen oude en kostbare vazen van den schoorsteen vallen elken keer als wij met een nieuw ornament thuis komen.... Zoodat, voor de laatste maal, de Socialistische Aesthetiek geen bedreiging is dat wij de artisten zullen overvallen met een
Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/82
Deze pagina is gevalideerd
78