een kunstenaar, er komt bij dat het geld dikwijls voor een zeer groot deel door hebzuchtige tusschenpersonen wordt opgestreken, is lang niet onschuldig. Ik bedoel niet dat de belooning te groot zou zijn, ik weet geen maatstaf om dat te bepalen. Maar ik meen dat de prijs van zulk een kunstvoorwerp uitbetaald moest worden in verbruiksartikelen en bons voor verbruiksartikelen. Voor mijn part heeft een schilder die een bijzonder mooi werk maakt, voor zijn heele leven gratis aanspraak op zooveel nuttige en aangename dingen als er maar te krijgen zijn. Hij woont, leeft, reist, alles op kosten van den staat, zoo weelderig als hij verkiest. Maar men geve hem geen geld; geld, waarmede hij zaken kan gaan doen, ondernemingen beginnen, dat wil zeggen, leven op kosten van een grooter of kleiner aantal personen; geld, dat hij beleggen kan in rentegevende aandeelen, hypotheken, effecten, en dus op een andere, nog veiliger en gemakkelijker manier den arbeid van een zeker getal menschen exploiteeren; geld, dat hij kan nalaten en waarmede dus vele jaren na zijn dood de onheil-stichting kan worden voortgezet. En, als gij zoo vriendelijk bent geweest dezen kleinen cursus in socialisme geheel te volgen, zult gij mij begrijpen als ik zeg, dat voor het socialistisch gevoel het honoreeren van een groot kunstenaar met een groote som gelds, gelijk staat aan het beloonen van een bijzonder vlijtig en oppassend kind met de vrijheid zijn broertjes en zusjes klappen te geven en hem de koek van hunne boterham te laten eten. Geloof mij, in eene hoogere maatschappelijke ontwikkeling dan de onze, gesteld al dat zulk een bod dan mogelijk ware, zal niemand een artist een kapitale som durven bieden; en nu al zouden velen, als zij wisten wat zij deden, zulk een bod niet aannemen.... Gij ziet in elk geval dat in de socialistische denkwijze over het feit dat gij genoemd hebt, nog andere overwegingen passen dan de aanstootelijkheid van zulk een duren lap beschilderd linnen. De aanstoot die zoo iets geeft is de verwonding van het socialistisch instinkt, en ik heb alleen uitgeplozen de bestanddeelen van de samengestelde ergernis.
Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/90
Deze pagina is gevalideerd
86