Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/96

Deze pagina is gevalideerd
 

MULTATULI OVER SOCIALISME.[1]

 

I

 

De laatste bundel "Brieven van Multatuli" is thans verschenen. Allen, die belang stellen in de denkbeelden en in het leven van den grooten schrijver, zijn dank verschuldigd aan mevrouw Hamminck Schepel, weduwe Douwes Dekker, die deze uitgave verzorgde. Hare taak in de eerste plaats was het, de letterkundige nalatenschap van Douwes Dekker te doen strekken tot nut en stichting van de lezers van Multatuli. Tevens heeft zij een uitgebreide verzameling nieuwe gegevens toegankelijk gemaakt voor de jongeren, die zijne nagedachtenis het beste meenen te eeren door in zijne geschriften te zoeken naar bijdragen tot de kennis van 's meesters historische figuur.

Het wordt langzamerhand mogelijk de plaats te bepalen die Multatuli in zijn tijd vervulde, en wel omdat zijn tijd van den onzen veel verder verwijderd is dan met het getal jaren wordt aangeduid. Multatuli, in één woord, is een van de laatste merkwaardige mannen, opgestaan binnen den kring van de burgerlijke beschaving in ons land. Sedert, evenwel, is de leiding van den vooruitgang overgegaan op personen uit andere gezelschappen; en, schoon niemand mag ontkennen dat de beschaving van de bourgeoisie nog veel achtenswaardige wetenschap en benijdbare talenten bevat, moet iedereen toegeven, dat de kennis van de groote maatschappelijke vraagstukken en de wil om hen ten algemeene nutte op te lossen, uitsluitend wordt gevonden bij de klasse van de arbeiders. Noch zijn deze vraagstukken afzonderlijk van andere te behandelen en te beslechten. Er is niets in de geheele samenleving dat met hen niet onmiddellijk of middellijk is verbonden. De kwestie is niet, naast de bestaande geleerdheid, kunst, litteratuur; naast de geestesbeschaving, nu ook te zorgen voor een meer rechtvaardige of een overvloediger genieting van stoffelijke goederen. Maar de kwestie is de vestiging van een geheel ander stoffelijk stelsel—overvloediger en rechtvaardiger—zonder


  1. Voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Tijd (1896).
92