Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/15

Deze pagina is gevalideerd

Uit de twee jaar later verschenen Brieven[1] heeft in een van zijn N. Gids-kronieken Willem Kloos de door mevrouw Huet aangehaalde passage—te vinden in een schrijven aan Jan ten Brink,—overgenomen. Kloos vestigt in dit artikel de aandacht op het verschil tusschen die verklaring—een „merkwaardige aansporing tot zelfherziening"—en een iets oudere uiting, waarin Huet als zijn meening te kennen geeft dat voor een nieuw tijdschrift zoowel de lezers als de schrijvers ontbreken. „Er is voor iets nieuws geen publiek en er zijn geen krachten." De verschijning van het orgaan der jongeren, besloot hun woordvoerder, heeft Huet tot eenigszins andere gedachten gebracht. En van de latere verklaring zeide Kloos het volgende:

Deze woorden schreef Huet, nadat hij nauwelijks driehonderd bladzijden van dit tijdschrift had kunnen zien... Die passage bewijst voor ons heel weinig, maar alles voor Huet. Zij bewijst zijn zuivere flair van het komende, dat het toekomende zou zijn; zijn kritische eerlijkheid, om zijn meening niet te verbergen voor zichzelf en voor anderen, ter wille van kleinigheden; en een intieme bescheidenheid, die men van hem nog te eischen het recht niet had gehad.[2]
  1. Brieven van Cd. Busken Huet, uitgegeven door zijne vrouw en zijn zoon. Haarlem. H. D. Tjeenk Willink, 1890; II, 346.
  2. Veertien jaar Litteratuur-Geschiedenis, 1904; II, blz. 196.

14